De oorzaak van opvoedingsproblemen in Nederlandse gezinnen ligt in de doorgeschoten individualisering,

de oorzaak van opvoedingsproblemen in moslimgezinnen ligt in de islam.
(Ceylan Pektas-Weber, uit: Moslima’s, Emancipatie achter de dijken, 2006)

De mythe van het debat

Begin 2008 verscheen het derde rapport van de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ECRI) over Nederland. Deze commissie van de Raad van Europa constateert een groeiende islamfobie en toenemend racisme in de Nederlandse samenleving.

De ECRI constateert dat de toon van het politieke en publieke debat over integratie tussen 2000 en 2007 enorm verslechterd is. Deze verslechtering heeft geleid tot een zorgwekkende polarisatie tussen de autochtone bevolking en etnische minderheden. Controversiële beleidsvoorstellen hebben geleid tot discriminatie van leden van minderheidsgroepen. Volgens de ECRI zijn de moslimgemeenschappen door deze gebeurtenissen het hardst getroffen.

 

De plank misslaan

Het ECRI-rapport is door diverse partijen neergesabeld als een pleidooi om maatschappelijke problemen niet te benoemen en aan te pakken. Volgens deze critici moet het debat scherp en polariserend zijn want pas dan kunnen maatschappelijke problemen opgelost worden. Zie bijvoorbeeld Trouw en het Nederlands Debat Instituut.

 

Deze critici hebben het niet begrepen. Als je het rapport namelijk goed leest, gaat het de ECRI niet om de toon of scherpte van het debat. Het gaat er ook niet om of in het debat gepolariseerd wordt. De ECRI waarschuwt voor het effect van het debat: het debat heeft tot gevolg dat er meer gediscrimineerd wordt en dat bevolkingsgroepen uit elkaar worden gedreven. Het gaat haar niet om maatschappelijke problemen onder het tapijt te vegen. Zij waarschuwt tegen het criminaliseren en stigmatiseren van moslims: tegen de modetrend om moslims te zien als de veroorzakers van alle maatschappelijk problemen. Daarmee benoem je geen maatschappelijke problemen, daarmee heb je ook geen scherp debat: dat is xenofobe en islamfobe prietpraat.

 

Doortastend optreden?

De ECRI roept de Nederlandse regering op "om een leidende rol te spelen in het stimuleren van een integratie- en minderhedendebat waarin polarisatie, verbittering en vijandschap tussen gemeenschapen vermeden worden; stappen te ondernemen om het gebruik van racistisch en xenofobisch taalgebruik in de politiek tegen te gaan; en publiekelijk en resoluut alle uitingen van islamfobie af te wijzen."

 

En wat doen het kabinet en de toenmalige minister van integratie, Ella Vogelaar? In hun reactie richtten zij zich op de positieve effecten van het scherpe debat. Zij gaan niet of nauwelijks in op de negatieve effecten die de ECRI constateert. Volgens het kabinet heeft de scherpte van het debat tot gevolg gehad dat de samenleving lastige en ongemakkelijke vraagstukken benoemt en aanpakt, en dat alle Nederlanders weten dat zij de grondrechten moeten kennen en accepteren. Nieuwkomers weten dat zij zich de Nederlandse taal eigen moeten maken en het volgen van Nederlandse les is dankzij het scherpe debat mogelijk. Ook zijn moslimsgemeenschappen nu aanspreekbaar en zichtbaar in de debatten. Kortom: ook de Nederlandse regering snapt het niet of wil het niet snappen.

 

Nederlandse les

Ik blijf na deze reactie van het Nederlandse kabinet zitten met een prangende vraag: hadden deze effecten ook niet op kunnen treden zonder de islamfobe en xenofobe aspecten van het debat? Laten we de Nederlandse les eens onder de loep nemen.

 

Dertig jaar geleden was er veel behoefte aan Nederlandse les. Vele nieuw- en oudkomers die nog niet de Nederlandse taal onder de knie hadden, stonden vrijwillig in de rij om Nederlands te leren. Velen waren, ook toen, zich bewust van het feit dat het Nederlands noodzakelijk was om in de Nederlandse samenleving verder te komen. De kabinetten in die en latere periodes - bemenst eerst door de christendemocraten en de liberalen en daarna door de liberalen en de sociaaldemocraten - waren doof voor zoveel leergierigheid. Ze vonden het niet nodig om daarvoor geld en menskracht vrij te maken. Pas na de revolte van Fortuyn is dit 180 graden gedraaid. Niet alleen ging de overheid er geld voor vrijmaken, ook het leren van Nederlandse taal werd een verplichting. Toenmalig minister Rita Verdonk deed het voorkomen dat nieuwkomers geen Nederlands wilden leren en dat ze dus gedwongen moesten worden: de verplichte inburgering was een feit. Inburgering die anno 2008 ten onder lijkt te gaan aan bureaucratische regels en rompslomp.

 

Wilders

Geert Wilders en zijn partij krijgen van velen het voordeel van de twijfel omdat zij de vinger op de zere plek zouden leggen. De vrijheid van meningsuiting is zo'n groot goed geworden dat de Wilders en zijn PVV alles mogen roepen. De redenering hierbij is: we moeten niet bang zijn voor de scherpte van het debat en als we het niet met hem eens zijn moeten we hem met inhoudelijke argumenten te lijf gaan.

 

Maar wat zegt Wilders nu precies? In het befaamde interview in de Volkskrant van oktober 2006 beweert Wilders dat Nederland aan de vooravond staat van een ‘tsunami van islamisering’. Moslims zouden de Nederlandse samenleving overspoelen en zorgen voor criminaliteit en overlast. Hun intolerante en gewelddadige cultuur zou de Nederlandse samenleving in het hart raken. Hij ziet een rechtstreeks verband tussen de islamitische cultuur en het criminele gedrag van Marokkaanse jongeren, die hij ‘straatterroristen’ noemt. Niet-westerse allochtonen zouden niet langer welkom mogen zijn en de al aanwezige allochtonen zouden moeten beloven dat ze zich aanpassen aan de Nederlandse cultuur.

 

Ik kan hierin met geen mogelijkheid een vinger of een zere plek zien, laat staan een vinger op een zere plek. Dit is haatzaaiende onzin, dit zijn gevoelens waar argumenten geen vat op hebben. En debat met Wilders waarin argumenten tellen, levert dan ook niets op. Het gaat Wilders ook niet om het debat en om waarheidsvinding. Het gaat hem om onlustgevoelens van vele Nederlanders te gebruiken en te voeden.

Door hem als serieuze gesprekspartner te behandelen, door zijn uitlatingen te zien als een constructieve bijdrage tot het maatschappelijk debat over de islam, krijgt hij alle ruimte om zijn haatdragende opvattingen te ventileren. Weliswaar benoemt hij de gevoelens van veel landgenoten, maar daarmee hoef je zijn opvattingen nog niet te tolereren.

 

Doodzwijgen van Wilders en trachten hem strafrechtelijk te vervolgen, zoals Nederland met de Centrum Democraten van Janmaat gedaan heeft, is ook niet de juiste strategie.

Hoewel. Het doodzwijgen van Janmaat heeft wel wat opgeleverd. Het heeft er mede toe bijgedragen dat Janmaat en zijn kornuiten geen politieke macht van betekenis hebben kunnen verwerven. De ruimte geven aan Wilders heeft ertoe bijgedragen dat hem dat wel lijkt te lukken.

© Chris van der Kroon